Toneel
Nola verruilde het (Barlaeus)gymnasium vroegtijdig voor de toneelschool. Verlieten veel toneelschoolleerlingen onverhoopt de school vanwege het ‘niet meer ontvangen van steun’, ‘gebrek aan talent’ of ‘onverbeterlijke spraakgebreken’, Nola werd op 1 juni 1918 – vlak voor het eind van WO I – ‘eervol ontslagen met einddiploma’. Volgens goed gebruik liet ze zich vervolgens portretteren bij de Merkelbach Studio’s.
Eerste toneelvoorstellingen
Na haar afstuderen kreeg Nola direct een contract bij de NV Het Rotterdamsch Toneel en verhuisde naar Rotterdam. De Nieuwe Rotterdamsche Courant complimenteerde haar in de recensie van ’t Systeem van Moeder Thielemans weliswaar met haar uiterlijk – ‘Juffrouw Hatterman is een mooi jong meisje’ – maar concludeerde uiteindelijk dat het stuk waarin ze speelde de toets der kritiek niet kon doorstaan. ‘Heel de voorstelling stond in het teeken der (…) dilettantisme.’ Nola keerde terug naar Amsterdam, waar ze bij de prestigieuze Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel ( KVHNT) – vaste bespeler van de Stadsschouwburg aan het Leidsepein – een contract kreeg. Regisseur Eduard Verkade zwaaide er de scepter. Tot zijn gezelschap behoorden gerenommeerde spelers als Louis Bouwmeester, Theo Mann-Bouwmeester, Lily Bouwmeester, Albert van Dalsum, Fie Carelsen en Else Mauhs. Helden van G. B. Shaw was het blijspel, waarmee Nola dat seizoen voor het eerst op de planken stond als het dienstmeisje Louka. ‘Nola Hatterman – een debutante, naar wij menen – haalde uit de rol niet alle mogelijkheden, maar gaf toch opmerkelijke levendig spel’, noteerde de Nieuwe Rotterdamsche Courant ditmaal. Ze speelde onder Verkade nog een rol in Marionetten, maar vertrok naar de Toneelvereeniging van de socialistische toneelschrijver Herman Heijermans. Onder zijn regie speelde ze in talloze producties. Niet zelden samen met de Bouwmeesters.
Zwijgende film
De filmindustrie stond in Nederland nog in de kinderschoenen. Als toneelschoolleerling figureerde Nola in 1916 al in de film Majoor Frans. Dat had ze waarschijnlijk te danken aan Theo Mann-Bouwmeester (toneelschooldocent). Daarin glorieerden de steractrice van de ‘stomme’ [zwijgende] film Annie Bos, en de talentvolle, jeugdige Lily Bouwmeester. Daarna speelde Nola in drie films van Theo Frenkel senior: pionier van het witte doek en de zoon van Theo Man-Bouwmeester. Helleveeg en Geeft ons Kracht gingen in 1920 tegelijkertijd in première in Amsterdam. Maar De Bolsjewiek bereikte om onbekende reden nooit de filmzaal. In deze klucht – vermoedelijk opgenomen op de binnenplaats van de Hollandsche Schouwburg waar de wind zichtbaar door het huiskamerdecor waaide – speelde Nola de dienster.
Film uit de collectie Eye Filmmuseum Amsterdam
Ommezwaai
Na dit filmintermezzo kwam Nola eind 1920 bij het Ensemble Sluyters en Bouber terecht, Amsterdams volkstoneel, met weinig aanzien binnen de beroepsgroep. Toch behaalde het ensemble eclatante successen met de opvoering van de musical De Jantjes. Nola had daarin een onbetekenende rol. Van groter belang was dat ze verliefd werd op de regisseur van het stuk, Maurits – Maup – de Vries met wie ze in 1923 ging samenwonen. Nola wisselde opnieuw van gezelschap. Ditmaal ging ze naar het kolderieke Nederlandsche Veaudevillegezelschap. Vervolgens keerde ze weer terug naar Heijermans die samen met de acteur Louis de Vries de directie van NV het Hollandsch Toneel vormde, dat de Hollandsche Schouwburg bespeelde. In 1924 traden Nola en Maup nog samen op in de toneelproductie Madame Dubarry van Jan Lemaire sr, en in de speelfilm Oranje Hein van Herman Bouber, maar in 1925 trokken ze zich terug uit de toneelwereld. Nola stortte zich op de schilderskunst; Maup ontpopte zich tot romanschrijver.
Slotsom
Wie de speellijsten van Nola doorneemt stuit op klinkende regisseursnamen als: Eduard Verkade, Louis de Vries, Herman Heijermans, Louis Bouwmeester en Louis Crispijn. Acteurs met wie ze op de planken stond waren niet de minsten: de Bouwmeesters, Johan Kaart senior, Esther de Boer- van Rijk (Kniertje in Op hoop van zegen), Fie Carelsen, Else Mauhs en Albert van Dalsum. Zij kreeg vooral kleinere rollen toebedeeld, vaak als dienstmaagd of kindermeisje. Een keer zelfs als baboe (of was het een njai?) Karina in een van de vele Indische toneelstukken die in het interbellum werden opgevoerd: Goudkoorts van Richard Beerman. Beerman stond niet bepaald bekend om zijn antikoloniaal engagement. Hekelstukken zoals Sonna van Jan Fabricius die de Nederlandse koloniale politiek bekritiseerden waren er wel, maar Nola speelde daarin niet mee. In een terugblik liet ze doorschemeren dat ze weinig op had met het platte, apolitieke karakter van de stukken waarin ze speelde. Ze was geen sterspeler en had het vermoedelijk niet voor het uitkiezen. Bovendien: ook bij de ‘betere’ gezelschappen stonden kluchten op het programma; er moest immers geld verdiend worden.
Ontkenning
Het liefst wenste Nola later niet meer aan haar toneelcarrière herinnerd te worden. Aan de filmhistoricus Geoffrey Donaldson die de geschiedenis van de zwijgende film in kaart bracht, schreef ze in 1968 vanuit Suriname: ‘Ik heb een behoorlijke naam als schilderes en kunstpedagoge en zou deze niet willen vertroebelen door herinneringen aan voor niemand belangrijke feiten. Ik heb als actrice nooit werkelijke betekenis gehad. Er staat een streep onder. Het zou slechts onevenwichtigheid te weeg brengen omtrent de beoordeling van mijn persoon.’
Enkele stukken waarin ze speelde:
Jaar/seizoen | waarin | rol | gezelschap | schrijver |
1918/1919 | Logé’s | Meta Linsemann | Rotterdamsch Toneel | F. Friedmann-Frederich |
Goudkoorts | Karina | ,, | R. Beerman | |
De dansende imf | Leerling danscursus |
,, | R. Schanzer/ E. Welisch | |
Beatrijs | Zuster | ,, | F. Rutten | |
Loulou | Elisabeth Bonaparte |
,, | C. M. Jacoby | |
1918/1920 | Gijsbreght van Aemstel | Rey van Amsterdamse maeghden | KVHNT | J. van de Vondel |
Marionetten | Mevr. De Lancey | ,, | P. Wolff | |
Haar thuis | Marie | ,, | H. Sudermann | |
Spoken | Regine Engstrand | ,, | H. Ibsen | |
Helden | Lonka | ,, | G.B. Shaw | |
1919/1922 | De meid van het land |
Jacqueline | Ensemble Sluyters (en Bouber) |
Vrij naar E. Zola |
De Jantjes | Door | ,, | H. Bouber/L Davids/ E. Cormin | |
1920/1921 | Nummer Zeventien |
Anna Maria | Tooneelvereeniging | C. Rössler/ H. Heijermans |
De koopman van Venetië |
Balthazar | ,, | W. Shakespeare | |
Geheime opdracht |
? | ,, | E. en A. Golze | |
Vriend Fritz | Liesbeth | ,, | Erckmann-Chatrian | |
Marie Antoinette |
Louison | ,, | W.N. Peijpers | |
De wezen | Florette | ,, | A. d’Ennery/ E.Cormon | |
1921/1923 | Baron van Haberniks | Olympia | Veaudeville gezelschap | O. Schwartz/ G. Lengbach |
Ik zeg je ze heeft |
Martha | ,, | M. Hennequin/ P. Veber | |
Ze durft | Edith | ,, | E. Burg/ O. Härting | |
Lou trouwt vandaag |
Lora | ,, | O. Härting | |
Hartetroef | Mevr. Palette | ,, | F. Gandéra | |
1923/1924 | Pro domo | Pleegzuster | Hollandsch Tooneel | Jhr. A.W.G. van Riemsdijk |
Lady Windermere’s waaier | Lady Plymdale | ,, | O. Wilde | |
1924/1925 | Madame Dubarry | Loulou | Vrije productie | J. Lemaire/ G. van Arkel |
jaar | film | rol | regie |
1915 | Majoor Frans | circusmeisje | |
1920 | Geeft ons kracht |
regie Theo Frenkel sr. | |
1920 | Helleveeg | kindermeisje | ,, |
1920 | De Bolsjewiek | dienster | ,, |
1925 | Oranje Hein | ? | regie H. Benno |
Bron: Acteurs – en Kleinkunstenaarslexicon: 3200 namen uit honderd jaar Nederlandse toneel. Diepenveen (1984): Piet Hein Honig